Ronde koepelbraam
Rubus integribasis P.J.Müll.
Ronc. Vosg. 23 (1866).
Lectotype (Weber 1975a): LAU, Herb. Müller 130, Boulay, Forêt de St. Gordon, près de Rambersvillers, 27.6 en 18. 8. 1865.
Topblaadje meestal groot, breed elliptisch tot omgekeerd eirond, lang gesteeld; bloeiwijze met niet of weinig gebogen stekels; meeldraden lang.
Verschillen met R. divaricatus:
Bladloot hoogboogvormig met gegroefde zijden. Stekels (8-) 11-25 per internodium, met 2-4 mm brede voet, teruggericht, niet of zelden zwak gebogen. Steunblaadjes lijn-lancetvormig of lijnvormig, 13-20 mm lang. Onderste zijblaadjes meestal duidelijk gesteeld. Bladsteel 5-12 cm, met 11-25 meestal gebogen, soms haakvormige stekels. Bladrand matig grof gezaagd, met driehoekige tanden, al dan niet zwak periodisch. Topblaadje 72-98 mm lang, meestal met uitgerande, soms afgeronde of iets hartvormige voet, breed omgekeerd eirond of elliptisch tot vrijwel cirkelrond, duidelijk kort toegespitst; breedte 75-96% van de lengte. Lengte van het steeltje 42-62% van de lengte van het blaadje.
Bloeitak slechts zelden met een vijftallig blad. Stekels 2-7 per internodium, teruggericht of zwak gebogen, hoogst zelden een enkele met gebogen top, tot 2-5 mm lang. Bloeiwijze cylindrisch of piramidaal met stompe top, met teruggerichte of zwak gebogen stekels. Bladeren langer dan de zijtakken. Bloemsteeltjes met afstaande of heel licht gebogen stekels. Kelkslippen behaard, grijsgroen met witte rand, zwak tot duidelijk teruggeslagen. Kroonbladen 12-16 mm lang. Vruchtbodem vrijwel kaal of iets behaard.
Standplaats: Hagen en bosranden op zure, meestal vrij droge zandgrond.
Gelijkende soorten: Planten van zonnige plaatsen met relatief zware bestekeling kunnen soms op R. frederici lijken. Deze heeft echter een eirond tot elliptisch topblaadje, een meer bebladerde bloeiwijze en steeds een duidelijk behaarde vruchtbodem. R. opacus heeft een eirond tot elliptisch topblad en meestal behaarde helmknoppen. R. plicatus heeft korte meeldraden en R. bertramii aan de onderzijde nauwelijks behaarde bladen.
Verspreiding: Noord-Frankrijk, westelijk Duitsland, België en Nederland, met uitlopers naar Zuid-Engeland, Noord-Duitsland en Denemarken.
Nederland: Veel in het zuiden en midden van het land, in het noorden en oosten slechts verspreid. Als kalkmijdende soort ook schaars in Zuid-Limburg.