Egelschuilbraam
Rubus erinulus A.Beek
Gorteria 31: 74 (2005).
Holotype: L, A. van de Beek 98107, Norgerholt, tegenover laatste pad rechts van weg naar Westervelde, 15.7.1998.
Verschilt van R. egregius door de volgende kenmerken:
Bladloot kaal, meestal scherpkantig, gestreept, rood gevlekt. Stekels (15-)25-70 ,per internodium, meestal donkerrood, afstaand of teruggericht, soms met opgewipte spits. Steunblaadjes lijn-lancetvormig. Bladsteel evenlang als tot korter dan de zijblaadjes. zwak behaard, met 14-27 stekels. Bladeren 3-tallig, aan de onderzijde dicht kort behaard tot vrijwel kaal, soms met korte kamharen, zonder sterharen. Bladrand met (sterk) teruggerichte hoofdtanden. Topblaadje breed omgekeerd eirond tot vrijwel cirkelrond, met uitgerande tot afgeronde of zelden wigvormige voet, fijn toegespitst. Breedte 65-91% van de lengte. Lengte van het steeltje 30-38% van de lengte van het blaadje.
Bloeitak vrijwel kaal-zwak behaard, met 20-35 ± naaldvormige stekels per internodium. Bloeiwijze kort piramidaal, weinig behaard, naar boven toe soms kort dicht behaard, totaalindruk groen (niet grijs), met talrijke naaldstekels. Bovenste bladeren steeds zonder vilt. Bloemsteeltjes ± 5 mm lang, dicht bestekeld. Kelkslippen afstaand-zwak teruggericht, grijsviltig, met 0-3 stekels. Kroonbladen wit, breed omgekeerd eirond tot elliptisch, kort genageld, 10-15 mm lang. Meeldraden langer dan de groenachtige stijlen. Helmhokken en vruchtbeginsels kaal. Vruchtbodem behaard. Bloeitijd: begin juli.
Standplaats: Humusrijke bossen op zure grond.
Gelijkende soorten: Behalve R. egregius (zie boven) geen.
Verspreiding: Endemisch.
Nederland: Algemeen in het Drentse District, daarbuiten ontbrekend.