Fijne tandbraam
Rubus mucronulatus Boreau
Fl. Centr. Fr. ed. 3, 2: 196. 1857.
Lectotype (Edees & Newton 1988): CGE, A. Bloxam, Twycross, Leicester, 1849.
Breed omgekeerd zeer plotseling fijn toegespitst topblaadje, fijn getand. Bladloot en bloeiwijze beklierd. Helmhokken behaard.
Bladloot laag boogvormig of klimmend, 5-8 mm dik, kantig, met vlakke of convexe zijden, matig tot dicht behaard, met 2-65 klieren en kleine naaldstekels per 5 cm. Grote stekels ongelijk, 8-17 per internodium, met weinig tot sterk verbrede voet (breedte 2,5-7 mm) de langste 4-7 mm lang, afstaand of zwak teruggericht, met enkele overgangen; geen klierstekels. Steunblaadjes lijn- tot eirond-lancetvormig, 10-16 mm lang, behaard, weinig hoofdzakelijk aan de voet beklierd of klierloos. Bladsteel iets korter tot veel langer dan de onderste zijblaadjes, 6-10,5 cm lang, kort behaard, met verspreide tot matig talrijke klieren en kleine stekels, met 7-15 stevige teruggerichte of kromme grote stekels. Bladeren hand- of iets voetvormig (3-4-)5-tallig, aan de bovenzijde kort aanliggend behaard, aan de onderzijde groen, hoofdzakelijk op de nerven stijf kort behaard; tanden zeer ondiep, fijn, regelmatig, niet periodisch, soms iets naar buiten gericht, met spitsjes. Steeltjes van de onderste zijblaadjes 1-5 mm. Topblaadje 74-110 mm lang, breed omgekeerd eirond met hartvormige voet, fijn toegespitst, haast recht afgesneden met een topspitsje; breedte 68-99% van de lengte. Lengte van het steeltje 27-44% van de lengte van het blaadje. Bloeitak stompkantig, dicht behaard, met 40-150 klieren en kleine stekels per 5 cm; grote stekels 1-7 per internodium, ongelijk, de langste 3-5(-8) mm, teruggericht of iets gebogen; bladeren 3-tallig; topblaadje met afgeronde of uitgerande voet. Bloeiwijze trosvormig of samengesteld trosvormig, smal, doorbladerd, dicht kort behaard, matig beklierd, met weinige, meestal tere stekels, soms vrijwel onbestekeld. Zijtakken opstijgend, onder het midden gedeeld, soms gebundeld, tot 7-bloemig, aanliggend behaard, beklierd, weinig bestekeld. Bloemsteeltjes slank, 8-30 mm lang, opgericht, grijsviltig, met 20->100 kleine stekels en klieren van ongelijke lengte en 0-3(-7) grote stekels. Kelkslippen teruggeslagen, afstaand of los opgericht, grijsviltig, met 0-20 klieren en 2-10(-20) stekels. Kroonbladen lichtroze of wit, omgekeerd eirond, 12-15 mm lang. Meeldraden iets langer dan de stijlen. Helmhokken dicht behaard. Stijlen groenachtig. Vruchtbeginsels kaal of iets behaard. Vruchtbodem behaard. Bloeitijd: juli, augustus.
Standplaats: Randen van oude humeuze bossen op niet te droge iets lemige grond.
Nomenclatuur: De beschrijving van Boreau 1857 betreft een ander taxon uit Frankrijk. Hij geeft echter de naam R. mucronulatus als een nomen novum voor R. mucronatus Bloxam, zodat het type van deze laatste ook het type van R. mucronulatus is.
Verspreiding: Vooral op de Britse eilanden. Verder in Jutland, Sleeswijk-Holstein, enkele plaatsen in de rest van Noord-Duitsland en Nederland.
Nederland: Verspreid in het Drentse Distrikt.