Alleen R. saxatilis
1a | Plant met lange rode klierharen; vruchtbeginsels kaal | R. phoenicolasius |
b | Plant zonder lange rode klierharen; vruchtbeginsels dicht behaard → 2 | |
2a | Bladeren geveerd of 3-tallig met spits of toegespitst topblaadje | R. idaeus var. idaeus |
b | Bladeren enkelvoudig, gelobd, niervormig of rondachtig, of 3-tallig met afgerond topblaadje | R. idaeus var. anomalus |
Alleen R. spectablis
1a | Vruchtbeginsels zeer dicht behaard; bladeren aan de onderzijde met lange zachte kamharen | R. ammobius |
b | Vruchtbeginsels kaal tot matig behaard; bladeren aan de onderzijde vrijwel kaal tot matig behaard → 2 | |
2a | Bladloot met kegelvormige stekels; vruchtbodem kaal; meeldraden duidelijk langer dan de stijlen | R. nessensis |
b | Bladloot met priemvormige stekels; meeldraden korter tot weinig langer dan als de stijlen | R. scissus |
Alleen R. canadensis
1a | Bloeiwijze met zeer korte tussen de beharing verborgen klieren | R. rosa |
b | Bloeiwijze met lang gesteelde klieren → 2 | |
2a | Bloeiwijze minstens tweemaal zo lang als breed, meestal grotendeels onbebladerd; kelk kleiner dan 3x7 mm | R. allegheniensis |
b | Bloeiwijze minder dan tweemaal zo lang als breed, vaak doorbladerd; kelk groter dan 3x7 mm | R. alumnus |
1a | Vruchtbodem kaal of met een enkele haar → 2 | |
b | Vruchtbeginsels duidelijk behaard → 4 | |
2a | Meeldraden ongeveer even lang als de stijlen; topblaadje elliptisch of licht ruitvormig met afgeronde voet | R. arrheniiformis |
b | Meeldraden duidelijk langer dan de stijlen; topblaadje met hartvormige of uitgerande voet → 3 | |
3a | Forse plant met gegroefde bladloot; stekels aan de bladloot 1-11 per internodium; kelkslippen meestal duidelijk teruggeslagen | R. sulcatus |
b | Matig forse plant met vlakzijdige bladloot; stekels aan de bladloot 10-15 per internodium; kelkslippen afstaand tot zwak teruggericht | R. bertramii |
4a | Bladloot gegroefd; kelkslippen grijs met witte rand | R. libertianus |
b | Bladloot vlak; kelkslippen groen (soms heel zwak grijsachtig) met witte rand → 5 | |
5a | Meeldraden veel langer dan de stijlen → 6 | |
b | Meeldraden korter tot weinig langer dan de stijlen | R. plicatus |
6a | Vruchtbeginsels behaard; bloemsteeltjes met enkele kort gesteelde klieren | R. immodicus |
b | Vruchtbeginsels kaal; bloemsteeltjes klierloos | R. planus |
Alleen R. laudatus.
1a | Vruchtbodem kaal; bloeiwijze met uitgesproken haakvormige stekels of top van de stekel; topblaadje smal elliptisch, omgekeerd eirond of zwak ruitvormig met afgeronde of iets uitgerande voet | R. divaricatus |
b | Vruchtbodem behaard, zelden kaal maar dan de stekels in de bloeiwijze recht of licht gebogen → 2 | |
2a | Meeldraden weinig langer dan de stijlen; althans een deel van de bloemen gewoonlijk met behaarde helmhokken; kelkslippen afstaand of zwak teruggericht | R. opacus |
b | Meeldraden veel langer dan de stijlen; helmhokken kaal of zelden met enkele haren; kelkslippen meestal teruggeslagen → 3 | |
3a | Bladeren meestal donker-, vaak iets blauwgroen, aan de onderzijde vaak iets grijsviltig; bloeiwijze met niet talrijke, maar wel grote terug gerichte of zwak gebogen stekels met lange slanke punt | R. affinis |
b | Bladeren normaal- of lichtgroen, aan de onderzijde meestal niet viltig; bloeiwijze met meestal talrijke, hetzij zwakke hetzij haakvormig gebogen stekels → 4 | |
4a | Kroonbladen, meeldraden en stijlen helder rozerood | R. holerythrus |
b | Kroonbladen en meeldraden wit of bleekroze; stijlen geel- of groenachtig → 5 | |
5a | Bladloot en bloeiwijze met zeer talrijke, meestal gebogen stekels | R. senticosus |
b | Bladloot met rechte of weinig gebogen stekels; bloeiwijze met weinig tot matig talrijke stekels → 6 | |
6a | Bladloot iets behaard; bloeitak dikwijls met haakvormige stekels | R.agricastrorum |
b | Bladloot kaal; bloeitak met rechte of zwak gebogen stekels → 7 | |
7a | Bloeiwijze met vrij talrijke, forse, deels gebogen stekels; bladloot met duidelijk afgeplatte stekels | R. frederici |
b | Bloeiwijze met zwakke, (vrijwel) rechte stekels; bladloot met rechte, weinig afgeplatte stekels | R. integribasis |
Alleen R. ulmifolius.
1a | Bladloot duidelijk behaard → 2 | |
b | Bladloot kaal of nauwelijks behaard → 7 | |
2a | Kroonbladen dieproze; bladloot met dikke waslaag | R. spina-curva |
b | Kroonbladen wit of bleekroze; bladloot met of zonder waslaag → 3 | |
3a | Bladeren naast het vilt met lange kamharen op de nerven; bladloot met lange afstaande sterharen | R. lasioclados |
b | Bladeren naast het vilt met korte beharing → 4 | |
4a | Stekels op de bladloot zeer fors, met (5-)8-11 mm brede voet, 9-13 mm lang; stekels aan de bloeitak (5-)8-11 mm lang | R. winteri |
b | Stekels aan de bladloot tot 8 mm lang → 5 | |
5a | Stekels aan de bloeitak korter dan 3 mm; bloeiwijze vrijwel onbestekeld; kelkslippen afstaand; meeldraden nauwelijks langer dan de stijlen | R. poliothyrsus |
b | Bladloot en bloeiwijze met stevige, meestal vrij talrijke stekels; kelkslippen teruggeslagen; meeldraden veel langer dan de stijlen → 6 | |
6a | Bloeiwijze allen in het onderste gedeelte doorbladerd, met in verschillende richting uitstaande zijtakken; bladloot met gegroefde zijden | R. chloocladus |
b | Bloeiwijze tot de top voorzien van bladeren die langer zijn dan de bijbehorende zijtakken; zijtakken opgericht; bladloot met vlakke of soms iets bolle of concave zijden | R. phyllostachys |
7a | Topblaadje zeer breed hartvormig met hartvormige voet; bladeren groot, onregelmatig maar (vrij) fijn gezaagd, met spitsjes in verschillende richtingen | R. nelliae |
b | Topblaadje eirond, elliptisch, ruitvormig of omgekeerd eirond, met wigvormige tot zwak hartvormige voet → 8 | |
8a | Bladloot met vlakke zijden; bloeiwijze met talrijke forse stekels → 9 | |
b | Bladloot met gegroefde zijden, zelden vrijwel vlak, maar dan de bloeiwijze zwak of hooguit matig bestekeld → 10 | |
9a | Steeltje van het topblaadje gewoonlijk met een opvallende knik bij het begin van de bladschijf; topblaadje meestal uitgesproken elliptisch, soms omgekeerd eirond, met afgeronde of wigvormige voet; kroon meestal wit, soms roze | R. geniculatus |
b | Steeltje van het topblaadje zonder knik in de hoofdnerf overlopend; topblaadje breed (omgekeerd) eirond, elliptisch, ruitvormig, tot vrijwel cirkelrond, met afgeronde, uitgerande of iets hartvormige voet; kroon meestal roze, zelden zuiver wit | R. armeniacus |
10a | Bloeiwijze zwak bestekeld → 11 | |
b | Bloeiwijze met forse, vaak talrijke en meestal haakvormige of geknikte stekels → 13 | |
11a | Vruchtbeginsels kaal; topblaadje eirond-elliptisch; bladloot niet tot aan de voet gegroefd | R. montanus |
b | Vruchtbeginsels aan de top behaard, zelden kaal; topblaadje gewoonlijk breed eirond tot ruitvormig; bladloot tot aan de voet gegroefd → 12 | |
12a | Stekels vrij snel versmald; bladtanding scherper, vaak haast ingesneden; bloemen vaak roze | R. grabowskii |
b | Stekels geleidelijk versmald, vaak haast driehoekig; bladtanding met stompe tanden; bloemen gewoonlijk helder wit, soms met geelachtige gloed, zelden bleek roze | R. canduliger |
13a | Topblaadje smal omgekeerd eirond of ruitvormig, met wigvormige of afgeronde voet | R. goniophorus |
b | Topblaadje eirond of breed omgekeerd eirond tot vrijwel cirkelrond, met uitgerande tot hartvormige, zelden afgeronde voet | R.praecox |
1a | Bladeren dubbel tot drievoudig gedeeld, met smalle bladslippen | R. laciniatus |
b | Bladeren enkel gedeeld → 2 | |
2a | Helmhokken alle behaard → 3 | |
b | Helmhokken kaal of zelden ten dele iets behaard → 4 | |
3a | Bladeren zeer fijn en regelmatig getand; steeltje van de onderste zijblaadjes 0-2 mm; topblaadje breed omgekeerd eirond tot vrijwel cirkelrond, meestal plotseling fijn toegespitst; bloeiwijze met zeer verspreide klieren of klierloos | R. steracanthos |
b | Bladeren matig fijn getand, met driehoekige tanden; steeltje van de onderste zijblaadjes 2-5 mm; topblaadje vrij smal eirond-elliptisch, meestal geleidelijk, soms plotseling toegespitst; bloeiwijze duidelijk beklierd | R. langei |
4a | Bladsteel van de hogere bladeren in de bloeiwijze met vrij talrijke paarse gesteelde klieren; stekels van de bladloot uit brede voet zeer snel versmald, haast priemvormig | R. elegantispinosus |
b | Bladsteel van de hogere bladeren klierloos of met enkele bleke of bruinachtige klieren; stekels van de bladloot meestal duidelijk afgeplat → 5 | |
5a |
Bladtanding fijn, scherp, niet periodisch, met rechte tanden; topblaadje plotseling toegespitst → 6 |
|
b | Bladtanding matig fijn tot grof met rechte of terug gerichte tanden; topblaadje al dan niet plotseling toegespitst → 8 | |
6a | Kroon roze; stijlen met roze voet | R. insularis |
b | Kroon wit; stijlen groenachtig → 7 | |
7a | Bladloot ± 5 mm dik; topblaadje smal (breedte 57-78% van de lengte); stekels aan de bloeitak gebogen tot haakvormig | R. lindebergii |
b | Bladloot ± 8 mm dik; topblaadje breed (breedte 78-85% van de lengte); stekels aan de bloeitak teruggericht of iets gebogen | R. muenteri |
8a | Kroonbladen groot, breed eirond of elliptisch tot vrijwel cirkelrond, helder roze → 9 | |
b | Kroonbladen wit of bleekroze, soms helder roze maar dan niet breed en gewoonlijk omgekeerd eirond of de bloemsteeltjes met enkele (kort-)gesteelde klieren→ 11 | |
9a | Bladrand met opvallend verwarde haast franje-achtige tanding met lange verschillend gerichte topspitsjes en dikwijls door elkaar lopende nerven; stekels van de bladloot zeer fors, 8-12 mm lang met 7 tot 10 mm brede voet; kroonbladen rozerood, 14-20 mm lang | R. confusidens |
b | Bladrand met rechte of zeer weinig naar buiten gerichte tanden, zonder franjeachtige spitsjes; stekels aan de bladloot tot 9 mm; kroonbladen maximaal 15 mm lang → 10 | |
10a | Bloeiwijze met wijd uitstaande takken; topblaadje breed (breedte 74-97% van de lengte) | R. amisiensis |
b | Bloeiwijze met opgerichte takken; topblaadje smal (breedte 49-70% van de lengte) | R. incarnatus |
11a | Meeldraden ongeveer even lang als de stijlen; kroon helder wit | R. scoliacanthus |
b | Meeldraden duidelijk langer dan de stijlen of kroon roze → 12 | |
12a | Bloeiwijze breed, min of meer afgerond; vruchtbeginsels kaal; kroon (vrijwel) wit | R. edeesii |
b | Bloeiwijze cilindrisch of piramidaal; vruchtbeginsels kaal of behaard; kroon wit of roze → 13 | |
13a | Bloeiwijze in de regel zeer lang piramidaal, met talrijke scherp teruggerichte of geknikte stekels; bladloot behaard; bladtanding driehoekig, vrij ondiep, niet of nauwelijks periodisch | R. costifolius |
b | Bloeiwijze niet uitzonderlijk lang met rechte, gebogen of kromme stekels, of zelden enkele geknikt → 14 | |
14a | Althans een deel van de stekels in de bloeiwijze sterk, vaak haakvormig gekromd, soms geknikt en in dat geval de bladloot met afstaande haren → 15 | |
b | Stekels in de bloeiwijze recht of gebogen, zelden geknikt (maar niet gekromd) en dan de bladloot zonder afstaande haren → 18 | |
15a | Kroon roze; bladrand vlak; topblaadje meestal breed met afgeronde tot hartvormige voet → 16 | |
b | Kroon (vrijwel) wit; bladrand aan de voet van het blaadje gewoonlijk naar beneden omgekruld; topblaadje (vrij) smal, met wigvormige of zelden afgeronde tot iets uitgerande voet → 17 | |
16a | Topblaadje zeer breed (breedte 77-100% van de lengte) met uitgerande tot diep hartvormige voet; bladrand met brede driehoekige tanden; bloeiwijze meestal met enkele lange klieren | R. scidularum |
b | Topblaadje matig breed (breedte 64-89% van de lengte) met afgeronde of uitgerande voet; bladrand met vrij fijne spitse tanden; bloeiwijze klierloos of met enkele korte klieren | R. nemoralis |
17a | Stekels ongelijk van grootte en ongelijk verdeeld, soms gemengd met enkele klierstekels;bloemsteeltjes gewoonlijk met gesteelde klieren; bladeren aan de onderzijde met kamharen en vaak tevens iets viltig | R. latiarcuatus |
b | Stekels min of meer gelijk van grootte; plant klierloos; bladeren aan de onderzijde groen, kort behaard | R. commutatus |
18a | Bovenste bladeren aan de onderzijde grijsviltig; vruchtbeginsels kaal of met enkele haren → 19 | |
b | Bovenste bladeren aan de onderzijde groen of zelden iets grijsviltig en dan de vruchtbeginsels dicht behaard → 21 | |
19a | Bloeiwijze breed cilindrisch met afgeknotte top met talrijke stekels; bladeren met geplooide rand | R. lindleianus |
b | Bloeiwijze piramidaal met spitse of afgeronde top; stekels verspreid of talrijk; bladeren met vlakke rand → 20 | |
20a | Bloemsteeltjes met tere gesteelde klieren | R. gelertii |
b | Bloemsteeltjes zonder gesteelde klieren | R. cardiophyllus |
21a | Vruchtbeginsels (gewoonlijk dicht) behaard | R. adspersus |
b | Vruchtbeginsels kaal of alleen aan de top iets behaard → 22 | |
22a | Onderste zijblaadjes kort (1-3 mm) gesteeld; lengte van het steeltje van het topblaadje 19-27% van de lengte van het blaadje; vruchtbodem (vrijwel) kaal | R. neumannianus |
b | Onderste zijblaadjes normaal (2-6 mm) gesteeld; lengte van het steeltje van het topblaadje 25-51% van de lengte van het blaadje; vruchtbodem duidelijk behaard → 23 | |
23a | Bladeren fijn gezaagd; stekels van de bloeitak 2-3 mm lang | R. desarmatus |
b | Bladeren matig tot grof gezaagd of getand; stekels van de bloeitak 4-8 mm lang → 24 | |
24a | Bloemsteeltjes en kelkslippen dicht viltig en kort grijs behaard met talrijke ± zittende of kort gesteelde klieren | R. vadalis |
b | Bloemsteeltjes los of ruig behaard → 25 | |
25a | Kroonbladen lichtroze; bloemsteeltjes ruig behaard; stijlen geel of roodachtig | R. eglandulosus |
b | Kroonbladen (vrijwel) wit; bloemsteeltjes los behaard; stijlen groenachtig | R. platyacanthus |
1a | Kroon (licht) roze | R. polyanthemus |
b | Kroon (vrijwel) wit → 2 | |
2a | Vruchtbeginsels kaal → 3 | |
b | Vruchtbeginsels met (enkele) haren → 6 | |
3a | Stekels aan de bladloot 3-5 mm lang; bloemsteeltjes met vrijwel zittende klieren, soms ook met een enkele langere klier → 4 | |
b | Stekels aan de bladloot (5-)7-11 mm lang; bloemsteeltjes klierloos | R. laevicaulis |
4a | Stekels aan de bladloot 6-20 per internodium; bladeren 3- of 5 tallig, met rechte of weinig naar buiten gerichte tanden → 5 | |
b | Stekels aan de bladloot 15-70 per internodium; bladeren 3-tallig, met sterk naar buiten gerichte tanden | R. erinulus |
5a | Bladeren steeds 5-tallig; stekels op de bladloot tot 10 per internodium, met 2-3(-5) mm brede voet, vaak min of meer priemvormig | R. tubanticus |
b | Bladeren meestal althans ten dele 3-tallig, zelden alle 5-tallig; stekels op de bladloot ongeveer 15 per internodium, met 2-7 mm brede voet, sterk afgeplat | R. egregius |
6a | Bladeren met waslaag aan de bovenzijde; bladrand onregelmatig vrij fijn tot vrij grof onduidelijk periodisch gezaagd met rechte of iets naar buiten gerichte tanden | R. ceratifolius |
b | Bladeren zonder waslaag; bladrand met ondiepe, onregelmatige maar vrijwel enkelvoudige, zeer verschillend gerichte tanden met topspitsje | R. contritidens |
1a | Helmhokken althans ten dele behaard of zelden alle kaal en dan de bladloot weinig behaard met gegroefde zijden → 2 | |
b | Helmhokken kaal; bladloot matig tot dicht behaard, meestal met vlakke of convexe zijden, indien gegroefd dan dicht behaard → 6 | |
2a | Vruchtbeginsels dicht behaard → 3 | |
b | Vruchtbeginsels kaal of met enkele haren → 4 | |
3a | Bloeiwijze lang, piramidaal of cilindrisch, ruig behaard, onbeklierd; bladeren met brede driehoekige tanden | R. trichanthus |
b | Bloeiwijze vrij kort, breed piramidaal tot driehoekig of afgerond, kort viltig en los afstaand behaard, gewoonlijk beklierd; bladeren met smalle spitse tanden | R. lasiandrus |
4a | Bladloot met vlakke zijden, stompkantig; stekels aan de bloeitak 4-9 mm lang | R. beijerinckii |
b | Bladloot met gegroefde zijden; stekels aan de bloeitak 2-5 mm lang → 5 | |
5a | Bladeren vrij fijn gezaagd; bladloot vrij dicht behaard; bloeiwijze smal cilindrisch, dicht grijs behaard | R. leptothyrsos |
b | Bladeren grof getand; bladloot zwak behaard; bloeiwijze zwak tot matig behaard, meestal kort cilindrisch of min of meer afgerond, zelden piramidaal | R. gratus |
6a | Topblaadje smal elliptisch tot omgekeerd eirond met afgeronde of zeer licht uitgerande voet; bloeiwijze lang, smal piramidaal of cilindrisch | R. schlechtendalii |
b | Topblaadje (vrij) breed eirond, elliptisch of zwak omgekeerd eirond met uitgerande, hartvormige of zelden afgeronde voet; bloeiwijze vrij breed cilindrisch of piramidaal of afgerond → 7 | |
7a | Topblaadje groot, gewoonlijk bol staand; bloeiwijze regelmatig cilindrisch of iets piramidaal; kelkslippen teruggeslagen; kroonbladen omgekeerd eirond | R. macrophyllus |
b | Topblaadje klein tot matig groot, vlak; bloeiwijze breed cilindrisch tot breed driehoekig, afgerond tot afgeknot, onregelmatig vertakt; kelkslippen afstaand tot zwak teruggeslagen; kroonbladen eirond, elliptisch of vrijwel cirkelrond → 8 | |
8a | Kroon middelroze; bloemsteeltjes met 3->50 gesteelde klieren; kelkslippen met opvallend lange punten die in verschillende richtingen staan | R. adulans |
b | Kroon wit of zeer bleek roze; bloemsteeltjes klierloos of met een enkele klier; kelkslippen normaal toegespitst | R. leucandrus |
1a | Topblaadje omgekeerd eirond, elliptisch of ruitvormig, met afgeronde, wigvormige of uitgerande voet, plotseling tot geleidelijk toegespitst → 2 | |
b | Topblaadje uitgesproken eirond elliptisch met hartvormige voet, zeer geleidelijk in een lange spits versmald | R. braeuckeriformis |
2a | Stijlen met rode voet; kroon lichtroze | R. calothyrsus |
b | Stijlen groenachtig; kroon wit of bleekroze → 3 | |
3a | Bladloot met 16-45 stekels per internodium; bladsteel met 14-30 stekels; stekels aan de bloeitak 3-4(-5) mm lang | R. silvaticus |
b | Bladloot met 13-20 stekels per internodium; bladsteel met 7-15 stekels; stekels aan de bloeitak 4-7 mm lang; | |
4a | Helmhokken en vruchtbodem behaard | R.macer |
b | helmhokken kaal; vruchtbodem kaal of met een enkele haar | R. chlorothyrsos |
1a | Helmhokken kaal; bladeren aan de onderzijde met kamharen op de nerven, zacht aanvoelend | R. hypomalacus |
b | Helmhokken behaard; bladonderzijde zwak tot matig behaard | R. sciocharis |
1a | Kroonbladen helder roze | R. sprengelii |
b | Kroonbladen wit of bleekroze → 2 | |
2a | Topblaadje smal elliptisch, regelmatig en vrij fijn getand, aan de onderzijde kort behaard | R. arrhenii |
b | Topblaadje breed, omgekeerd eirond, elliptisch of eirond, zeer grof getand, aan de onderzijde met lange kamharen | R. axillaris |
1a | Bladeren fijn en regelmatig gezaagd; stekels op de bladloot 4-7 mm lang | R. mucronulatus |
b | Bladeren zeer scherp gezaagd met lange in verschillende richting staande tanden; stekels op de bladloot 6-11 mm lang | R. bovinus |
1a | Bladtanding zeer onregelmatig, diep en scherp, met uitgesproken naar buiten gerichte tanden; bladeren aan de onderzijde met lange kamharen, niet viltig; bloeiwijze fraai piramidaal; bladloot vrijwel of geheel zonder klieren en kleine stekels | R. umbrosus |
b | Bladtanding met rechte tanden dan wel met ondiepe of brede naar buitengerichte tanden → 2 | |
2a | Kroon wit of heel licht roze, bladeren aan de onderzijde groen of de hogere heel licht grijsviltig → 2bis | |
b | Kroon middelroze tot roze rood, zelden wit maar dan de bladeren aan de onderzijde grijs- tot witviltig → 7 | |
2bis a | Bladrand zeer fijn gezaagd; stekels 3-5 mm lang; stijlen groenachtig | R. prei |
b. | Bladrond matig tot grof gezaagd; stekels 4-7 mm lang → 3 | |
3a | Bladloot met 0-2 gesteelde klieren per 5 cm → 4 | |
b | Bladloot met 5 - >50 gesteelde klieren per 5 cm → 5 | |
4a | Forse braam met zeer grove, diepe en brede bladtanding; stijlen geelachtig | R. crassidens |
b | Vrij tere braam met matig diepe, vrij regelmatige bladtanding; stijlen aan de voet of geheel roze tot paarsrood | R. taxandriae |
5a | Kelkslippen opgericht; kroonbladen 6-8 mm lang; bloemsteeltjes met 1-2 stekels | R. thalassarctos |
b | Kelkslippen teruggeslagen; kroonbladen 10-13 mm lang; bloemsteeltjes met 3-15 stekels → 6 | |
6a | Topblaadje breed elliptisch tot vrijwel cirkelrond; stijlen ivoorkleurig tot roze | R. baronicus |
b | Topblaadje vrij smal elliptisch; stijlen groenachtig | R. eifeliensis |
7a | Stekels op de bladloot tot 4 mm lang; bladrand regelmatig fijn gezaagd | R. cinerascens |
b | Grootste stekels op de bladloot (meestal veel) langer dan 4 mm; bladrand al dan niet fijn gezaagd → 8 | |
8a | Bladeren merendeels 3-tallig | R. guestphalicus |
b | Bladeren merendeels 5-tallig → 9 | |
9a | Bladloot klierloos of met maximaal 15 gesteelde klieren per 5 cm → 10 | |
b | Bladloot met meestal meer dan 30 klieren per 5 cm → 13 | |
10a | Bladeren aan de bovenzijde kaal, aan de onderzijde viltig of met korte kamharen op de nerven; bloemsteeltjes meestal met meer dan 12 stekels → 11 | |
b | Bladeren aan de bovenzijde behaard, aan de onderzijde met lange kamharen op de nerven en daarnaast al dan niet viltig; bloemsteeltjes met minder dan 12 stekels → 12 | |
11a | Bladeren aan de onderzijde viltig en zeer kort behaard, zonder kamharen op de nerven; bladtanding ondiep | R. conspicuus |
b | Bladeren aan de onderzijde groen of grijswitviltig, met korte kamharen op de nerven; bladtanding diep, zeer onregelmatig | R. splendidus |
12a | Bladtanding zeer grof en ongelijk; bloemsteeltjes met 1-4 klieren | R. gloriosus |
b | Bladtanding vrij fijn, iets onregelmatig; bloemsteeltjes met meer dan 10 klieren | R. vestitus |
13a | Bladeren aan de onderzijde viltig; kelkslippen los teruggeslagen; vruchtbeginsels duidelijk behaard | R. genevieri |
b | Bladeren aan de onderzijde groen; kelkslippen afstaand tot opgericht; vruchtbeginsels kaal of met een enkele haar | R. rubrumcadaver |
1a | Topblaadje breed, eirond of zelden elliptisch of ruitvormig, spits of geleidelijk kort toegespitst → | R. hastiferus |
b | Topblaadje vrij smal, elliptisch tot omgekeerd eirond, vrij plotseling toegespitst → 2 | |
2a | Helmhokken behaard | R. siekensis |
b | Helmhokken kaal → 3 | |
3a | Stekels aan de bloeitak 6-7 mm lang; bloemsteeltjes met minder dan 5 stekels; kelkslippen teruggeslagen; vruchtbeginsels en vruchtbodem behaard | R. conothyrsoides |
b | Stekels aan de bloeitak 3-6 mm lang; bloemsteeltjes met meer dan 5 stekels; kelkslippen los teruggeslagen tot afstaand; vruchtbeginsels (vrijwel) kaal; vruchtbodem vrijwel kaal | R. teretiusculus |
1a | Bloemen helder rozerood → 2 | |
b | Bloemen wit of bleekroze | R. dejonghii |
2a | Bladloot duidelijk behaard; bladeren diep gezaagd | R. neerlandicus |
b | Bladloot (vrijwel) kaal; bladeren ondiep getand | R. glandithyrsus |
Alleen R. raduloides.
1a | Bladloot kaal of met enkele haren; topblaadje vrij plotseling toegespitst, breedte 60-70% van de lengte; stekels van de bloeitak 3-5(-6) mm lang; bloeiwijze breed, afgerond met stompe top; bloemsteeltjes kort viltig met boven de beharing uitstekende klieren | R. rudis |
b |
Bladloot duidelijk behaard; topblaadje geleidelijk toegespitst, breedte 65-95% van de lengte; stekels van de bloeitak 4-10 mm lang; bloeiwijze piramidaal; bloemsteeltjes dicht behaard met nauwelijks boven de beharing uitstekende klieren |
R. radula |
1a | Stekels aan de bloeitak sterk gekromd, niet talrijk (3-10 per internodium); bladloot met 40-50 klieren per 5 cm; bloeitak met 3-10 klieren per 5 cm | R. insectifolius |
b | Stekels aan de bloeitak recht tot zwak gekromd, soms scherp teruggericht; bladloot gewoonlijk met meer klieren; bloeitak met meer dan 10 klieren per 5 cm → 2 | |
2a | Stijlen althans aan de voet roodachtig → 3 | |
b | Stijlen geheel groen- of geelachtig → 10 | |
3a | Kroonbladen helder roze rood | R. atrorubens |
b | Kroonbladen wit tot middelroze → 4 | |
4a | Topblaadje spits of (vrij) plotseling kort toegespitst; gehele plant met talloze klieren; grote stekels 15-75 per internodium; bloeiwijze breed, wijd vertakt | R. campaniensis |
b | Topblaadje matig tot zeer lang, gewoonlijk geleidelijk toegespitst; tot maximaal 30 grote stekels per internodium; bloeiwijze meestal lang, piramidaal of cilindrisch → 5 | |
5a | Bladeren merendeels 3-tallig; bladtanding fijn, vrij regelmatig → 6 | |
b | Bladeren merendeels 5-tallig → 7 | |
6a | Bloeiwijze breed cilindrisch, met rechte hoofdas, alleen aan de voet bebladerd; kelkslippen groengrijs met witte rand; vruchtbodem kaal | R. glareosus |
b | Bloeiwijze smal piramidaal, met heen en weer gebogen hoofdas, tot boven het midden doorbladerd; kelkslippen grijs; vruchtbodem behaard | R. flexuosus |
7a | Bladeren aan de onderzijde niet voelbaar behaard; topblaadje met hartvormige voet, zeer geleidelijk toegespitst; kroon wit | R. pallidus |
b | Bladeren aan de onderzijde voelbaar behaard, soms de bovenste iets grijsviltig; topblaadje met zwak hartvormige tot wigvormige voet, vrij geleidelijk tot plotseling toegespitst → 8 | |
8a | Stijlen geheel rood; bloemsteeltjes met 3-8 stekels | R. caninitergi |
b | Stijlen alleen aan de voet rood; bloemsteeltjes met 6-25 stekels → 9 | |
9a | Kelkslippen teruggeslagen; kroonbladen gewoonlijk wit | R. fuscus |
b | Kelkslippen afstaand tot opgericht; kroonbladen roze | R. rufescens |
10a | Vruchtbeginsels lang en dicht behaard; bloemsteeltjes met 0-4 stekels; kelkslippen met korte klieren | R. foliosus |
b | Vruchtbeginsels kaal of zwak behaard → 11 | |
11a | Steeltje van de onderste zijblaadjes 7-12 mm lang; bladeren aan de bovenzijde kaal, aan de onderzijde vrijwel kaal; vruchbodem (vrijwel) kaal | R. calyculatus |
b | Steeltje van de onderste zijblaadjes 2-6 mm lang; bladeren aan de bovenzijde iets behaard, aan de onderzijde met dunne kamharen op de nerven; vruchtbodem behaard → 12 | |
12a | Bloemsteeltjes dicht behaard met nauwelijks boven de beharing uitstekende klieren; topblaadje ruitvormig-omgekeerd eirond, met uitgerande voet, matig plotseling vrij lang toegespitst, breedte 56-72% van de lengte | R. loehrii |
b | Bloemsteeltjes kort viltig en los behaard met lange klieren; topblaadje breed elliptisch met hartvormige voet, vrij plotseling kort toegespitst, breedte 67-80% van de lengte | R. proiectus |
1a | Kroonbladen roze → 2 | |
b | Kroonbladen wit → 3 | |
2a | Vooral de bovenste bladeren aan de onderzijde grijsviltig, dicht behaard; bladeren met vrij fijne scherpe tanden | R. dasyphyllus |
b | Bladeren aan de onderzijde groen, weinig behaard; bladeren met grove, brede tanden | R. rosaceus |
3a | Vruchtbeginsels behaard | R. asperidens |
b | Vruchtbeginsels kaal | R. henrici-weberi |
1a | Bladrand zeer fijn gezaagd; topblaadje met uitgerande of hartvormige voet; bloeiwijze wijd vertakt, zijtakken in verschillende richting | R. muridens |
b | Bladrand vrij fijn tot grof gezaagd; topblaadje met wigvormige tot uitgerande voet; bloeiwijze piramidaal, cilindrisch of haast trosvormig → 2 | |
2a | Topblaadje asymmetrisch; bloeiwijze zeer lang piramidaal | R. diversus |
b | Topblaadje symmetrisch; bloeiwijze (vrij) kort → 3 | |
3a | Bladrand scherp, in het onderste deel van het blaadje vrij gelijkmatig, naar boven toe zeer onregelmatig, kort periodisch gezaagd, met lange, ten dele naar buiten gerichte spitsjes; topblaadje uitgesproken omgekeerd eirond, plotseling versmald in een lange spits | R. distractus |
b | Bladrand met fijn tot matig gezaagd; topblaadje elliptisch of eirond, soms zwak omgekeerd eirond, vrij geleidelijk toegespitst → 4 | |
4a | Meeldraden korter dan tot nauwelijks zolang als de stijlen; klieren op de bloemsteeltjes korter dan de doorsnede van het steeltje, donker gekleurd | R. mucronipetalus |
b | Meeldraden even lang als of langer dan de stijlen; klieren op de bloemsteeltjes gewoonlijk ongeveer even lang als of langer dan de doorsnede van het steeltje, bleek of grauw → 5 | |
5a | Stekels op de bladloot slank, soms haast priemvormig, teruggericht of iets gebogen | R. iceniensis |
b | Stekels op de bladloot sterk afgeplat, meestal krom | R. schleicheri |
1a | Klieren donkerpaars | R. melamporphyrus |
b | Klieren bleek of bruinachtig → 2 | |
2a | Bloeiwijze piramidaal met spitse top, met talrijke gele naaldstekels | R. praticolor |
b | Bloeiwijze met stompe of afgeronde top, vaak klein en haast trosvormig, al dan niet met talrijke stekels → 3 | |
3a | Bloeiwijze met talrijke naaldstekels; bloemsteeltjes met 15-50 stekels; bladeren gewoonlijk zeer grof en onregelmatig gezaagd | R. iuvenis |
b | Bloeiwijze zwak tot matig bestekeld; bloemsteeltjes met minder dan 15 stekels of de bladeren regelmatig en vrij fijn gezaagd → 4 | |
4a | Bladeren met diepe, meestal brede en onregelmatige tanding; bloeitak kaal tot licht behaard → 5 | |
b | Bladeren met regelmatige, ondiepe of regelmatige tanding; bloeitak los tot dicht behaard → 6 | |
5a | Bloeiwijze cilindrisch of piramidaal, met bleke klieren; vruchtbodem behaard; topblaadje symmetrisch | R. ignoratus |
b | Bloeiwijze breed, onregelmatig, met donkerbruine klieren; vruchtbodem kaal of met een enkele haar; topblaadje vaak scheef | R. oreades |
6a | Bladeren merendeels 5-tallig; bladloot dicht behaard, groot, zeer geleidelijk toegespitst | R. negatus |
b | Bladeren merendeels 3-tallig, zelden alle 5-tallig, maar dan de bladloot kaal of weinig behaard; topblaadje plotseling tot geleidelijk toegespitst → 7 | |
7a | Bladeren aan de bovenzijde vrij dicht behaard; topblaadje plotseling versmald in een schep afgezette lange spits, 85-140 mm lang | R. pedemontanus |
b | Bladeren aan de bovenzijde verspreid behaard tot vrijwel kaal; topblaadje geleidelijk tot vrij plotseling (vrij) kort toegespitst, 68-85(-106) mm lang | R. picearum |
1a | Kroonbladen wit, zeer groot, tot 19 mm lang; kelkslippen met lange na de bloei opgerichte punt; bladrand meestal met zeer verschillend gerichte tanden; vruchtbodem kaal | R. surrectus |
b | Kroonbladen roze, 6-8 mm lang; kelkslippen zonder lang uitgetrokken punt, na de bloei afstaand of teruggeslagen; vruchtbodem behaard → 2 | |
2a | Topblaadje driehoekig tot eirond, geleidelijk toegespitst; vruchtbeginsels kaal; kroonbladen bleekroze | R. deweveri |
b | Topblaadje omgekeerd eirond, plotseling toegespitst; vruchtbeginsels met enkele haren; kroonbladen helder roze | R. vespicum |
Alleen R. foersteri.
1a | Topblaadje omgekeerd eirond tot elliptisch, fijn gezaagd; helmhokken vaak deels iets behaard | R. calotemnus |
b | Topblaadje breed eirond tot vrijwel cirkelrond; bladrand matig tot grof gezaagd; helmhokken kaal → 2 | |
2a | Bladrand zeer onregelmatig, grof, meestal sterk periodisch, haast ingesneden gezaagd; kroonbladen vrij smal | R. incisior |
b | Bladrand vrij regelmatig tot licht onregelmatig, niet tot matig periodisch gezaagd; kroonbladen breed eirond tot vrijwel cirkelrond → 3 | |
3a | Vruchtbodem kaal; lengte van het steeltje van het topblaadje 17-33% van de lengte van het blaadje → 4 | |
b | Vruchtbodem behaard; lengte van het steeltje van het topblaadje 39-49% van de lengte van het blaadje | R. cordiformis |
4a | Bladonderzijde niet of nauwelijks voelbaar behaard; bladrand met vrede tanden; stekels aan de bladloot tot 5 mm | R. perdemissus |
b | Bladonderzijde zacht behaard; bladrand met scherpe tanden; stekels aan de bladloot 4-7 mm | R. rotundatiformis |
1a | Helmhokken behaard; topblaadje smal eirond-elliptisch tot ruitvormig | R. mus |
b | Helmhokken kaal of zelden met een enkele haar; topblaadje breed eirond → 2 | |
2a | Bladloot scherpkantig met vlakke of iets gegroefde zijden met 15-65 stekels per internodium; vruchtbodem behaard | R. horridus |
b | Bladloot stompkantig, met 10-17 stekels per internodium; vruchtbodem kaal | R. lobatidens |
1a | Kroonbladen wit of zeer bleek roze → 2 | |
b | Kroonbladen duidelijk roze → 6 | |
2a | Vruchtbodem kaal | R. vanwinkelii |
b | Vruchtbodem behaard → 4 | |
3a | ||
b | ||
4a | Stijlen roodachtig; bladtanding fijn tot matig, zelden grof, meestal niet of nauwelijks periodisch gezaagd | R. magnisepalus |
b | Stijlen groen; bladrand diep, soms haast ingesneden, onregelmatig, meestal duidelijk periodisch gezaagd → 5 | |
5a | Helmhokken behaard | R. camptostachys |
b | Helmhokken kaal | R. rhytidophyllus |
6a | Helmhokken behaard → 7 | |
b | Helmhokken kaal → 8 | |
7a | Bladeren bol staand; bladloot matig tot dicht behaard; topblaadje breed eirond, meestal vrij plotseling kort toegespitst | R. nemorosus |
b | Bladeren vlak; bladloot vrijwel kaal tot matig behaard; topblaadje elliptisch, geleidelijk toegespitst | R. placidus |
8a | Alle klieren op de bloemsteeltjes korter dan de doorsnede van het steeltje, meestal in de beharing verborgen → 10 | |
b | Klieren op de bloemsteeltjes ten dele langer dan de doorsnede van het steeltje, boven de korte beharing uitstekend | R. calvus |
9a | ||
b | ||
10a | Bladloot kaal; breedte van het topblaadje 60-76(-91)% van de lengte; lengte van het steeltje 20-31(-35)% van de lengte van het blaadje; bloeiwijze onregelmatig, met lange zijtakken en afgeronde top | R. calviformis |
b | Bladloot behaard; breedte van het topblaadje 76-95% van de lengte; lengte van het steeltje 24-40% van de lengte van het blaadje; bloeiwijze cilindrisch met afgeknotte top | R. ubericus |
Alleen R. neanias
1a | Kroon meestal rozerood, soms middelroze; klieren in de bloeiwijze donkerrood; stijlen rood | R. ferocior |
b | Kroon wit of bleek roze; klieren in de bloeiwijze grauwbruin; stijlen geel of bruinachtig | R. drenthicus |
1a | Kroonbladen vrij smal elliptisch tot omgekeerd eirond; topblaadje met wigvormige tot zwak uitgerande voet, aan de top geleidelijk versmald; klieren in de zon donkerrood | R. griesiae |
b | Kroonbladen breed eirond of elliptisch tot vrijwel cirkelrond, zelden breed omgekeerd eirond; topblaadje met afgeronde tot hartvormige voet, meestal duidelijk toegespitst → 2 | |
2a | Vruchtbodem kaal → 3 | |
b | Vruchtbodem behaard → 4 | |
3a | Bladtanding ondiep, vrij fijn, iets onregelmatig, met ± rechte tanden; bloeiwijze tot boven het midden, maar niet tot de top doorbladerd; kroonbladen vrijwel cirkelrond, 12-18 mm lang | R. horrefactus |
b | Bladtanding ongelijk, scherp toegespitst, met teruggerichte tanden; bloeiwijze vaak tot de top bebladerd; kroonbladen breed elliptisch tot omgekeerd eirond, tot 12 mm lang | R. spiculus |
4a | Bloeitak met korte sterharen; bloemsteeltjes met 2-5 stekels; kroon lichtroze | R. vandermeijdenii |
b | Bloeitak kaal of met afstaande haren; bloemsteeltjes met 6-19 stekels; kroon wit of lichtroze → 5 | |
5a | Vruchtbeginsels met enkele haren aan de top; stijlen geheel geelgroen; stekels op de bloeitak 3-5 mm lang; topblaadje breed omgekeerd eirond, met uitgerande of afgeronde voet,kort fijn toegespitst; bloeitak vrij dicht behaard | R. speculans |
b | Vruchtbeginsels kaal; stijlen aan de voet roodachtig; stekels op de bladloot 4,5-7 mm lang; topblaadje breed (ruitvormig-)eirond tot vrijwel cirkelrond met hartvormige of soms uitgerande voet, kort toegespitst of spits; bloeitak vrijwel kaal | R. pugiunculosus |
1a | ||
b | ||
2a | Topblaadje breed elliptisch tot omgekeerd eirond (breedte 80-105% van de lengte), plotseling kort toegespitst; bladeren aan de onderzijde groen; klieren bleek met donkere kop | R. histriculus |
b | Topblaadje vrij smal elliptisch-omgekeerd eirond tot ruitvormig (breedte 58-69% van de lengte), geleidelijk toegespitst; bladeren aan de onderzijde groen- of grijsviltig; klieren in de zon purperrood, in de schaduw grauwbruin | R. grandiflorus |
1a | Bladloot berijpt, soms behaard; stekels op de bladloot tot 3-5 mm lang; bladeren soms zwaar gelobd 3-tallig, meestal ten dele of alle 4- of 5-tallig; bloeitak met tot 3 mm lange stekels; vruchtbodem behaard; rijpe vrucht zwart, berijpt, meestal slecht ontwikkeld | R dumetorum |
b | Bladloot met dikke, blauwwitte waslaag, kaal; stekels op de bladloot 1-3 mm lang; bladeren 3-tallig; bloeitak met ± 1 mm lange stekeltjes; vruchtbodem kaal; rijpe vrucht dik blauw berijpt, goed ontwikkeld | R. caesius |
1a | ||
b | ||
2a | Langste stekels op de bladloot 7-10 mm lang; vruchtbodem dicht en lang behaard | R. coccinatus |
b | Langste stekels op de bladloot 2-6 mm lang; vruchtbodem kaal of behaard → 3 | |
3a | Topblaadje breed omgekeerd eirond of zeer breed ruitvormig,plotseling zeer kort toegespitst of afgerond tot uitgerand aan de top; bloemsteeltjes onbestekeld met zeer talrijke kort gesteelde klieren | R. aphidifer |
b | Topblaadje breed eirond, normaal toegespitst; bloemsteeltjes vaak bestekels, met verspreide of met talrijke ongelijke klieren → 4 | |
4a | Vruchtbeginsels viltig, meestal tevens met lange haren aan de top | R. pruinosus |
b | Bladtanding fijn tot middelmatig, regelmatig, niet of nauwelijks periodisch → 5 | |
5a | Bladloot onbeklierd; stekels tot 3-4 mm | R. inhorrens |
b | Bladloot beklierd; stekels 3-6 mm → 6 | |
6a | Kroonbladen breed en groot, tot 15 mm lang en 11 mm breed; meeldraden veel langer dan de stijlen | R. passionis |
b | Kroonbladen (vrij) smal, 9-11 mm lang; meeldraden iets korter tot iets langer dan de stijlen | R. phoenicacanthus |
1a | Bladloot 4-5 mm dik, hoogboogvormig of rechtopstaand; bladeren aan de onderzijde grijs- tot witviltig; bloemsteeltjes dichtviltig, klierloos of met een enkele vrijwel zittende klier | R. idaeoides nothovar. idaeoides |
b | Bladloot 2-4 mm dik, laagboogvormig of neerliggend; bladeren aan de onderzijde zeer dun viltig of alleen op de nerven behaard; bloemsteeltjes grijsgroen met 15-50 vrijwel zittende of kortgesteelde klieren | R. idaeoides nothovar. pseudo-caesius |