Spitsbraam
Rubus canadensis L.
Sp. Plant. 494 (1753).
Type (Bailey 1923): LINN, Kalm in herb. Linn. 653.10, Canada.
Hoge rechtopstaande zeer zwak bestekelde braam met nauwelijks behaarde bladeren en topblaadjes met extreem lange punt.
Bladloot rechtopstaand, 3-4 mm dik, gegroefd, kaal, onbestekeld of met 1-5 zwak teruggerichte, tot 3 mm lange naaldstekels. Steunblaadjes lijnvormig. Bladsteel 6-9 cm lang, korter dan de onderste zijblaadjes, kaal. Bladeren 5-tallig, aan de bovenzijde kaal, aan de onderzijde kaal of op de nerven iets behaard, regelmatig fijn en scherp gezaagd met rechte tanden. Topblaadje 86-109 mm lang, met afgeronde tot hartvormige voet, eirond of elliptisch, vrij geleidelijk in een extreem lange punt versmald; lengte 46-56% van de breedte. Lengte van het steeltje 26-46% van de lengte van het blaadje. Onderste zijblaadjes zittend of tot 2 mm gesteeld.
Bloeitak stompkantig, los behaard, stekelloos of met 1-2 tot 1 mm lange naaldstekels per internodium. Bloeiwijze trosvormig met opgerichte tot opstijgende eenbloemige zijtakken (bloemstelen). Bloemsteeltjes 15-30 mm, dun, ± aanliggend tot los behaard, klierloos. Kelkslippen teruggeslagen, (grijs-)groen met witte rand. Kroonbladen wit, eirond-elliptisch, 8-11 mm lang. Meeldraden langer dan de groenachtige stijlen. Helmhokken, vruchtbeginsels en vruchtbodem kaal. Bloeitijd: Juni, begin juli.
Verspreiding: Oostelijk Noord-Amerika. In Europa her en der verwilderd.
Nederland: Landgoederen langs de westkant van de Utrechtse Heuvelrug; ook op het landgoed Zijpendaal bij Arnhem.