R. nelliae A.Beek

 

Hartviltbraam

Rubus nelliae A.Beek

Gorteria 31:71 (2005)

Holotype: L, coll. A. van de Beek, Wageningen, 

Bladloot hoogboogvormig of opstijgend in struikgewas, 5-7 mm dik, (stomp-)kantig met vlakke of soms iets uitgerande zijden, vaak iets berijpt, in de zon vlekkerig wijnrood, zwak tot matig behaard maar vaak over grote gedeelten geheel kaal. Stekels 4-13 per internodium, ongelijk, de langste 4-6 mm lang, uit 4 mm brede voet snel versmald, aan de zelfde bladloot dik priemvormig of afgeplat, teruggericht of gebogen of met haakvormige top. Steunblaadjes lijn- of draadvormig, 13-15 mm lang, behaard, met enkele zittende of kort gesteelde klieren. Bladsteel 4-6 cm lang, matig tot vrij dicht behaard, met 12-25 terug gerichte tot kromme stekels, soms enkele kleine stekeltjes en 0-4 gesteelde klieren of fijne klierstekeltjes. Bladeren 5-tallig, of zelden een enkele 4-tallig, soms bolstaand, aan de bovenzijde op de hoofdnerven met enkele stugge haren en soms een heel enkele daarbuiten, aan de onderzijde grijs- tot witviltig, in de schaduw soms vrijwel groen, met daarnaast op de nerven enige stijve haren. Bladrand zeer opvallend getand, meestal met afgeronde perioden, met soms een vouw aan de binnenzijde en onregelmatige fijne, soms haast franje-achtige tanding met lange spitsjes die meestal in verschillende richtingen staan. Topblaadje breed eirond of elliptisch tot vrijwel cirkelrond, uit hartvormige of afgeronde voet geleidelijk tot vrij plotseling kort toegespitst; breedte 71-91% van de lengte. Lengte van het steeltje 32-50% van de lengte van het blaadje. Onderste zijblaadjes 4-13 mm lang gesteeld.

Bloeitak kantig, zwak tot matig behaard met sterharen en ± aanliggende of afstaande haren. Stekels 4-9 per internodium, ongelijk, uit 1-5 mm brede voet snel versmald afgeplat of soms vrijwel naald of priemvormig, teruggericht of gebogen, soms haakvormig of geknikt, tot 2-6 mm lang. Bloeiwijze los piramidaal, hoog doorbladerd met grote 3-5-tallige of enkelvoudige bladeren, en korte dichte, vaak bladloze top, met vrij talrijke terug gerichte of gebogen stekels en afstaande beharing. Onderste zijtakken sterk opgericht, de hogere afstaand, onder of boven het midden gedeeld, vaak gebundeld, de langste met 2-8 bloemen. Schutblaadjes met gesteelde klieren. Bloemsteeltjes 2-13 mm lang, dicht grijs aanliggend en afstaand behaard, met 1-12 ongelijke stekels. Kelkslippen teruggeslagen tot vrijwel afstaand, dicht aanliggend en afstaand behaard, met 0-5 stekels en 0-9 gesteelde klieren. Kroonbladen wit, vrij smal elliptisch of eirond, 8-11 mm lang. Meeldraden langer dan de groenachtige stijlen. Helmhokken en vruchtbeginsels kaal. Vruchtbodem met enkele haren. Bloeitijd juli, begin augustus.

Verspreiding: Endemisch.

Nederland: Veel rond Wageningen, verder bij De Klomp en een grote vegetatie bij het biologisch station in Wijster.

Standplaats: hagen op zandgrond.

Taxonomie: De plant vertoont veel gelijkenis met sommige vormen van R. scidularum waarvoor deze eerst werd gehouden. Deze heeft echter steeds grote roze bloemen en veel sterkere bestekeling. Door de bladvorm, het type beharing en de witte bloemen lijkt de plant ook op R. contritidens. Deze heeft echter brede afgestompte tanden, een ± afgeronde bladvoet, veel bredere kroonbladen en behaarde vruchtbeginsels.

Vergelijkbare planten komen in Duitsland en Frankrijk voor. De overeenkomst bestaat echter gewoonlijk vooral in het opvallende breed hartvormige blad.

 

 

 

Verspreiding Verspreiding