R. umbrosus (Weihe & Nees) Arrh

 

Pluimkambraam

Rubus umbrosus (Weihe & Nees) Arrh.

Bot. Not. 6: 94 (1840).

Lectotype: BREM, Weihe, Minden, s.d. Herb. Köhler.

Syn: Rubus pyramidalis auct. non Kalt.Fl. Aach. Beckens 275 (1845). Neotype: U, Van de Beek B 604, Aachen.

R. angustifolius Kalt., Fl. Aach. Beckens 274 (1845). Neotype (Matzke-Hajek 1998): DR, Kaltenbach in Wilms, Aachen, s.d.

Bladeren aan de onderzijde met lange kamharen, maar niet viltig, bladrand met sterk teruggerichte tanden; bloeiwijze met lange afstaande stekels en rose bloemen.

Bladloot 3-8 mm dik, kantig met vlakke of iets bolle zijden, zwak tot vrij dicht behaard, soms vrijwel kaal, met 0-2 gesteelde klieren en soms een enkele kleine stekel. Grote stekels 5-25 per internodium, met 4-8 mm brede voet, geleidelijk versmald, teruggericht tot gekromd, (4 -) 6-7 mm lang. Steunblaadjes lijn-(lancet-)vormig, 10-14 mm lang, behaard, met enkele tere (vrijwel) zittende klieren. Bladsteel 6-12 mm lang, iets korter tot iets langer dan de onderste zijblaadjes, dicht behaard, met 1-20 klieren en 7-20 teruggerichte tot kromme, soms iets ongelijke stekels. Bladeren 5-tallig, aan de bovenzijde (vrijwel) kaal, aan de onderzijde met lange kamharen op de nerven, zelden tevens met enkele sterharen. Bladtanding zeer ongelijk, scherp, meestal sterk periodisch met teruggerichte hoofdtand. Topblaadje 7½-14 cm lang, elliptisch, ruitvormig, breed eirond, omgekeerd eirond tot vrijwel cirkelrond, met wigvormige, afgeronde of zeer zwak uitgerande voet, vrij plotseling in een lange dikwijls gebogen spits versmald; breedte 55-83% van de lengte. Lengte van het steeltje (15-)25-39% van de lengte van het blaadje. Bloeitak dicht behaard, met 2-30 klieren of fijne naaldstekeltjes per 5 cm. Grote stekels 2-7 per internodium, met 1-5 mm brede voet, slank, teruggericht of gebogen, 3-7 mm lang. Bloeiwijze fraai piramidaal, meestal tot halverwege, maar soms ook hoger bebladerd, ruig behaard, met meestal donkere klieren en lange slanke stekels. Zijtakken meestal loodrecht of met stompe hoek afstaand, boven het midden gedeeld, de langste met (1-)3-9 bloemen. Bloemsteeltjes 5-18 mm lang, dicht viltig en ruig behaard, met 3->30 klieren en 1-6 stekels. Kelkslippen los teruggeslagen, vaak met lange soms opgewipte punt, grijsviltig, verward behaard, beklierd, met 0-6 stekels. Kroonbladen roze, soms vrijwel wit, elliptisch, 12-16 mm lang. Meeldraden langer dan de groenachtige stijlen. Helmhokken en vruchtbeginsels kaal. Vruchtbodem behaard. Bloeitijd: juli, begin augustus.

Standplaats: Hagen, bosranden en bossen op (matig) voedselrijke grond.

Verspreiding: Van Zuid-Zweden en Polen westelijk tot op de Britse eilanden en Noord-Frankrijk.

Nederland: Vrij algemeen door het hele land; in Noord-Brabant minder. 

Verspreiding Verspreiding
  • foto A.S. Troelstra
    foto A.S. Troelstra
  • foto A.S. Troelstra
    foto A.S. Troelstra
  • foto A.S. Troelstra
    foto A.S. Troelstra
  • foto A.S. Troelstra
    foto A.S. Troelstra
  • foto A.S. Troelstra
    foto A.S. Troelstra
  • foto A.S. Troelstra
    foto A.S. Troelstra
  • foto A.S. Troelstra
    foto A.S. Troelstra