R. teretiusculus Kalt.

 

Tere twijfelbraam

Rubus teretiusculus Kaltenbach

Fl. Aach. Beck. 282 (1845).

Neotype (Van de Beek ex Moret 1993): LAU, Wirtgen Herb. Rub. Rhen. I, 101, ‘Am Rande des Aachener Waldes’, P. Krabler op aanwijzing van Kaltenbach, 21.7.1858. Verder materiaal van Kaltenbach zelf in W: nr. 18204, Kaltenbach, 1855.

Onregelmatig bestekelde bladloot; omgekeerd eirond, vrij plotseling toegespitst topblaadje; piramidale donkergekleurde bloeiwijze met witte bloemen.

Bladloot rondachtig of kantig, 4-6 mm dik, vrij dicht afstaand behaard. Klieren 0-25 per 5 cm, kleine stekels 2-10 per 5 cm. Grote stekels 15-20 per internodium, uit 1-5 mm brede kegelvormige of afgeplatte voet zwak tot matig teruggericht of iets gebogen, tot 5-7 mm lang. Bladsteel 4-7 cm, iets korter tot langer dan de onderste zijblaadjes, met ± 10 gebogen of kromme stekels. Bladeren 3-5-tallig, aan de bovenzijde weinig behaard, aan de onderzijde vrij dicht kort behaard, groen. Bladrand niet of zwak periodisch gezaagd met vrij gelijkmatige stompe, ± rechte tanden met kort topspitsje. Topblaadje 80-99 mm lang, omgekeerd eirond, met afgeronde of iets uitgerande voet, vrij plotseling toegespitst; breedte 61-64(-75)% van de lengte. Lengte van het steeltje 26-33% van de lengte van het blaadje. Bloeitak stompkantig, vrij dicht afstaand behaard, met ongelijke stekels en klieren. Grote stekels 5-15 per internodium, slank, zwak tot scherp teuggericht, soms met gebogen top, 3-6 mm lang. Bloeiwijze smal piramidaal, donker van kleur, tot vrij hoog met enkelvoudige bladeren, los behaard, vrij dicht bestekeld, matig beklierd. Bladeren aan de onderzijde groen. Zijtakken schuin afstaand, rond het midden ± tuilvormig vertakt, met 3-7 bloemen, soms met een afzonderlijke bloemsteel in de oksel. Bloemsteeltjes 9-25 mm lang, met 5-20 stekels en 8-60 meest kort gesteelde klieren. Kelkslippen los teruggeslagen tot afstaand, met uitgetrokken punt, grijsviltig, klierloos of met 1-10 klieren, met 1-7 stekels. Kroon wit, omgekeerd eirond, 8-10 mm lang. Meeldraden langer dan de stijlen. Stijlen geel- of groenachtig of aan de basis roodachtig. Helmhokken kaal. Vruchtbeginsels (vrijwel) kaal. Vruchtbodem vrijwel kaal. Bloeitijd: juli, begin augustus.

Standplaats: Bosranden op voedselrijke neutrale tot kalkrijke grond.

Nomenclatuur: In Wirtgen, Herb. Rub. Rhen. bevinden zich twee collecties met als naam R. teretiusculus en beide verzameld door P. Krabler onder leiding van Kaltenbach. Nummer I, 101 identiek met het exemplaar in W. In elk geval in L is het andere (II,43) een ander taxon.

Vergelijkbare soorten: Door de bovengenoemde kenmerken niet te verwarren. Desondanks moeilijk kenbaar omdat de plant nogal wisselt in bestekeling, bekliering en beharing en er een zwerm individuele vormen omheen is, die soms door overgangen met R. teretiusculus verbonden zijn, maar tegelijk te ver van de soort afstaan om er nog toegerekend te worden, temeer daar ze vaak slecht vrucht zetten.

Verspreiding: Alleen uit de omgeving van Aken en aangrenzend Nederland en België bekend.

Nederland: alleen ten zuid(-west)en van Vaals; daar op verschillende plaatsen.  

Verspreiding Verspreiding