R. aphidifer A.Beek & Meijer

Luizenpurperbraam

Rubus aphidifer A.Beek & Meijer

Gorteria 16: 99 (1990).

Holotype: L, Meijer in Van de Beek nr A 7902, Friesland, Tronde, Elsloo (11-57-32), 3.8.1988.

Zeer zwakke paarse stekels. Hele plant bezet met korte donkerpaarsrode klieren. Bloeiwijze vrijwel onbestekeld. Topblaadje zeer plotseling kort toegespitst.

Bladloot stompkantig, 3-7 mm dik, paars, kaal of met lichte warrige beharing, met 2-120 korte zeer tere donkerpaarse klieren die gemakkelijk afbreken. Stekels 2-10(-23) per internodium, naald-, kegel of priemvormig, afstaand tot teruggericht, de grootste 2-4 mm lang. Steunblaadjes lijn- tot lancetvormig. Bladsteel 5-8 cm lang, behaard en verspreid beklierd, met 2-6 stekels. Bladeren drietallig, soms voetvormig vijftallig of met half gedeeld topblaadje, aan de bovenzijde vrij dicht kort behaard, aan de onderzijde vooral op de nerven kort zacht behaard. Bladtanding onregelmatig, maar niet duidelijk periodisch, met (vrijwel) rechte tanden. Topblaadje 66-100 mm lang, breed omgekeerd eirond of zeer breed ruitvormig, zeer kort plotseling toegespitst of soms afgerond of uitgerand aan de top, soms meer breed dan lang (breedte 79-118% van de lengte), met uitgerande of licht hartvormige voet. Topblaadje kort gesteeld (steeltje 20-28% van de lengte van het blaadje). Bloeitak kort, haast viltig behaard, met 0- ± 100 snel afbrekende korte klieren, met 0-7 kegel of priemvormige, tot 1-7 mm lange, afstaande, teruggerichte of soms iets gebogen stekels. Bloeiwijze cilindrisch, verlengd, tot halverwege bebladerd, rijkbloemig, met gebundelde onregelmatig vertakte, schuin afstaande tot opgerichte zijtakken, de onderste 5-12 bloemig. Bloemsteeltjes 7-28 mm lang, dun, grijsviltig, met 80-200 korte, donkerpaarse klieren, onbestekeld. Kelkslippen (los teruggeslagen -) afstaand tot  opgericht, met talrijke klieren, onbestekeld. Kroonbladen wit, breed eirond-elliptisch, 8-12 mm lang. Meeldraden ongeveer even lang als de geelachtige stijlen. Helmhokken kaal. Vruchtbeginsels kaal of behaard. Vruchtbodem kaal. Bloeitijd: juni, begin juli.

Standplaats: Lichte bossen, boswallen, bosranden.

Gelijkende soorten: Door het vrijwel ontbreken van stekels, de aanwezigheid van de talrijke donkere klieren en het zeer brede topblaadje ook met de naaste verwanten niet te verwarren.

Verspreiding: Nederland, in het grensgebied van Friesland en noordelijk Drenthe en op de Noord-West Veluwe.

Verspreiding Verspreiding