R. coccinatus Meijer

 

Brede purperbraam

Rubus coccinatus Meijer

Gorteria 26: 212  (2000).

Holotype: L, Meijer, nr. 666, 18 juli 1987, prov. Drente, Vledderveen, in wegberm (atlasblok 16.26.24).

Verschilt van R. phoenicacanthus door de volgende kenmerken: Bladloot 5-10 mm dik. Stekels met 2-6 mm brede voet, snel versmald, meestal afgeplat, de langste 7-10 mm lang. Bladsteel tot 9 cm lang. Bladeren meestal 5-tallig, steviger, aan de onderzijde vrij dicht en zacht behaard. Topblaadje 83-101 mm lang, breed eirond tot vrijwel cirkelrond, meestal met diep hartvormige voet; breedte (78-)90-107% van de lengte. Bloeitak met tot 9 mm lange stekels. Bloeiwijze matig tot sterk en fors bestekeld, meer afstaand behaard. Bloemsteeltjes afstaand behaard. Kelk vaak bestekeld. Kroonbladen breed eirond, elliptisch, omgekeerd eirond of vrijwel cirkelrond, 10-17 mm lang. Meeldraden langer dan de stijlen.

Verschillen met R. passionis: Bladloot 5-10 mm dik, zwak behaard, (1-)5-20(-25) haren per internodium, met opvallend donkerrode stekels. Stekels met 2-6 mm brede voet, snel versmald, meestal afgeplat, de langste 7-10 mm lang. Bladsteel tot 9 cm lang. Bladeren meestal 5-tallig. Topblaadje meer geleidelijk toegespitst, soms met zijlobben. Bloeitak met tot 9 mm lange stekels, Bloeiwijze dichter bestekeld en langer beklierd. Vruchtbodem dicht en lang behaard.

Standplaats: Houtwallen en wegranden op vrij droge zandgrond.

Gelijkende soorten: De soort is alleen te verwarren met R. phoenicacanthus, maar deze wijkt af door de bladeren van de bladloot die meestal 3-tallig zijn, door een kale bloembodem en een andere bladlootbestekeling.

Verspreiding: Endemisch. Vrij zeldzaam in Drenthe en aangrenzend Friesland.

Verspreiding Verspreiding