R. spiculus Meijer

 

Aarstruweelbraam

Rubus spiculus Meijer

Gorteria 26: 221 (2000).

Holotype: L, Meijer, nr. 1386, 16 juni 1992, prov. Friesland, Noordwolde, Zuiderweg in wegrand (atlasblok 16.26.21). Isotypen: BR, BM, Herb. K. Meijer.

Stekels sterk ongelijk, bladtanding sterk teruggericht, lange rechte stekels, smal piramidale bloeiwijze, helmhokken kaal.

Bladloot laag boogvormig tot liggend, 3-8 mm dik, stompkantig met vlakke zijden, in de zon roodachtig verkleurend, zwak tot matig behaard, soms kaal wordend, met klieren van verschillende afmetingen, 0,2-0,8(-1,0) mm lang, 10-200 per internodium. Stekels ongelijk, met overgangen van kleine stekeltjes en klierstekels naar de grotere stekels. Grote stekels 10-20 per internodium, ongelijk, met 2-4(-6) mm brede voet, sterk afgeplat, slank, afstaand tot licht gebogen, (3-)5-8(-9) mm lang. Steunblaadjes lijn- tot breed lancetvormig, 10-16 mm lang, lang afstaand behaard, met vele gesteelde klieren. Bladsteel (5-)6-8 cm lang, langer dan de onderste zijblaadjes, los behaard tot kaal wordend, met gesteelde klieren en 10-20 afstaande tot gebogen stekels. Bladeren 5-tallig, aan de bovenzijde kaal tot zwak behaard, aan de onderzijde kort, zacht, voelbaar behaard. Bladtanding ongelijk, scherp toegespitst, met vele teruggerichte tanden. Topblaadje 75-110 mm lang, met uitgerande tot hartvormige voet, breed eirond, elliptisch of omgekeerd eirond tot vrijwel cirkelrond; breedte (70-)75-95(-99)% van de lengte. Lengte van het steeltje (19-33% van de lengte van het blaadje. Bloeitak kantig, met vele afstaande haren en talrijke klieren. grote stekels (5-)8-15(-20) per internodium, afstaand tot licht gebogen, tot 7 mm lang. Bloeiwijze smal piramidaal, vaak tot in de top doorbladerd, met vele slanke, afstaande stekels. Bloemsteeltjes (3-)10-30 mm lang, dicht viltig en kort afstaand behaard, met vele korte en langer gesteelde klieren en 2-12 rechte stekeltjes. Kelkslippen eerst teruggeslagen, later afstaand tot opgericht, grijsviltig en behaard, dicht beklierd, met enkele stekeltjes. Kroonbladen wit, breed elliptisch tot omgekeerd eirond, tot 12 mm lang. Meeldraden langer dan de geelgroene stijlen. Helmhokken kaal. Vruchtbeginsels met enkele haren. Vruchtbodem kaal. Bloeitijd: midden juni-juli.

Standplaats: Bosranden, wegranden en in houtwallen.

Gelijkende soorten: Door zijn opvallend lange afstaande stekels, de witte bloemen en de sterk teruggerichte bladtanding een goed herkenbare soort. R. drenthicus en R. camptostachys hebben behaarde helmhokken. R. speculans heeft een minder smalle bloeiwijze en niet of nauwelijks teruggerichte bladtanden. R. pugiunculosus heeft (aan de voet) rode stijlen, een behaarde bladloot en behaarde vruchtbeginsels.

Verspreiding: Endemisch.

Nederland: Vrij zeldzaam in Drenthe, Friesland en aangrenzend Groningen. Verder op Texel en bij Vierhouten.

Verspreiding Verspreiding